conclusion
Stress is een proces en kan op verschillende wijzen gemeten worden omdat de 'output' van stress zich op verschillende manieren kan manifesteren, dat wil zeggen op emotioneel-, cognitief-, biologisch- en gedragsniveau. Stress treedt op wanneer individuen een discrepantie ervaren tussen fysieke en psychologische eisen die aan hen gesteld worden en de manier waarop zij daarmee omgaan. Zo veroorzaken sommige situaties meer stress dan andere, en zijn er individuele verschillen in de wijze waarop op stress wordt gereageerd. Het zou interessant zijn om de relatie tussen de diverse manifestaties van stress en prestatie binnen de topsport te onderzoeken, mede gezien het feit dat een ééndimensioneel arousal-model als de omgekeerde-U hypothese niet voldoet. In sportsituaties kan Hanin's ZOF model, waarbij individuele verschillen in aanmerking worden genomen, een handleiding vormen voor de praktijk. Een punt van kritiek is echter, dat ook Hanin nog steeds uitging van een unidimensionele definiëring van stress, namelijk toestandsangst, en dat hij nog geen onderscheid maakte in cognitieve en somatische componenten van toestandsangst (Gould & Tuffey, 1995). Meer recente studies die het ZOF model testten maakten hierin wel onderscheid (Gould, Tuffey, Hardy, & Lochbaum, 1993) en het bleek dat cognitieve en somatische toestandsangst de principes van het ZOF model ondersteunden. Samengenomen verlenen de resultaten van onderzoeken met de STAI en CSAI-2 een redelijk goede steun voor de toepassing van het ZOF model. Echter, onderzoekers (Gould & Udry, 1994) opperden kort geleden dat als we de prestatie echt beter willen voorspellen en de psychologie van de optimale sportprestatie willen begrijpen, dat dan rekening gehouden moet worden met een aantal emoties die gerelateerd zijn aan stress, zoals zelfvertrouwen en spanning. Deze emoties, die samenhangen met stress, kunnen de prestatie beïnvloeden en moeten eerst begrepen worden voor we de atletische (top)prestatie vanuit een psychologisch perspectief kunnen maximaliseren. In het voortzetten van het huidige onderzoek naar de relatie tussen stress en prestatie in de topsport zouden vragenlijsten gebruikt moeten worden die gericht zijn op het meten van emoties, stemmingen en gemoedstoestanden. Daarbij zou het onderzoek, om een zo volledig mogelijk beeld van stress te krijgen, ook moeten worden uitgebreid naar somatische metingen.

De tot nu toe verkregen bevindingen nodigen uit tot meer onderzoek naar de houdbaarheid van het ZOF model. Naast psychologische- verdienen ook fysiologische uitingen van stress aandacht in het onderzoek naar de relatie tussen stress en prestatie in de topsport. Catecholaminen en corticosteroïden zijn hiervan een goed voorbeeld. Tot op heden zijn geen onderzoeken verricht naar de relatie tussen cortisol (als output van somatische stress) en prestatie. Het zou interessant zijn om de relatie tussen somatische stress en prestatie te meten. Tenslotte is stress geen simpele stimulus-respons reactie, maar een complex proces. Om tot een duidelijk beeld te komen van wat nu de mentale en fysieke stress in de topsport voor invloed heeft op de prestatie, is meer en gericht onderzoek nodig.